Voorjaar 2025 - 2*D => te raadplegen vanaf december 2024
Datum |
Les N° |
Naam les |
Lesgever(s) |
31-01-2024 |
Les 1 |
CPR (theorie & praktijk) |
Vero |
07-02-2024 |
Les 2 |
Praktisch duiken |
Marleen |
21-02-2024 |
Les 3 |
Duikfysica 1 |
Monique |
28-02-2024 |
Les 4 |
Duikfysica 2 |
Marleen |
13-03-2024 |
Les 5 |
Organigram – materiaal – fauna |
Annemie |
27-03-2024 |
Les 6 |
Duikgeneeskunde 1 |
Sepp |
10-04-2024 |
Les 7 |
Duikgeneeskunde 2 |
Billy |
08-05-2024 |
Les 8 |
Duikgeneeskunde 3 |
Wim |
15-05-2024 |
Les 9 |
Decompressietechnieken 1 |
Koen |
22-05-2024 |
Les 10 |
Decompressietechnieken 2 |
Leen |
29-05-2024 |
Les 11 |
Herhaling |
Billy & Yves |
05-06-2024 |
Examen |
Duikschool |
|
19-06-2024 |
|
Herexamen |
Duikschool |
Belangrijk
Volgens NELOS infomap 2017
Definitie: een 2* D heeft enige onderwater ervaring opgedaan. Hij moet in staat zijn om onder leiding van een ervaren duiker recreatieve duiken te maken. Hij moet kunnen functioneren volgens het buddy-systeem van CMAS. Hij moet als duikleider kunnen functioneren bij eenvoudige duiken en de beperkingen hierbij kennen. Hij moet daarbij in staat zijn om manifeste duikongevallen te herkennen en er adequaat op te reageren.
Deze doelstellingen moeten minimum meegegeven worden tijdens de theorielessen. Je mag meer leerstof geven, meer informatie, … maar tijdens het examen mag je niet meer vragen dat dit. (minimum te kennen, maximum te examineren)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
INZIEN (inzien, begrijpen)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
INFORMATIEF (op de hoogte zijn, tijdens de les aangehaald, geen examenvragen)
WETEN (simpel herhalen, herinneren)
INZIEN (inzien, begrijpen)
TOEPASSEN (toepassen, oefeningen kunnen maken, verbanden kunnen leggen)
Volgens NELOS infomap 2017
Definities
IZ Definitie van: huidige duikdiepte, maximum duikdiepte, bodemtijd, vermoedelijke duikduur, werkelijke duikduur, maximum duikduur.
TO Nultijd.
IZ Totale tijd om de oppervlakte te bereiken.
IZ Decompressietrappen.
IZ Trapdiepte.
IZ Traptijd.
IZ Tussentijd.
TO Stijgsnelheid.
TO Niet-VliegTijd.
IZ Desaturatietijd.
Bijzondere bepalingen
IZ Multilevelduik.
IZ Gemengde decompressie.
IZ Duikincident.
IZ Duikcomputer in de foutmodus.
WE Jojoduiken.
WE ‘deep stops’.
IZ Verliesprocedure.
WE Trappen maken in zware zee of zware deining.
WE Duiken met krachtinspanning.
WE Duiken bij koude.
WE ‘Blow-up’ en onderbreking der trappen.
Successief duiken met een duikcomputer.
IZ Reglement diep duiken.
IZ ‘Deep stops’ en decompressiestops.
Primaire en back-updecompressiemiddelen
IZ Veel voorkomende combinaties van primaire en back-updecompressiemiddelen.
Extra veiligheid
IZ Veiligheidstrap.
IZ De computer zwaarder instellen.
IZ Uitduiken.
IZ De 12-meterprocedure.
Oefeningen
IZ Oefeningen op nultijden.
IZ Oefeningen op de uitzonderingsregels.
IZ Oefeningen op bijzondere omstandigheden.
IZ Oefeningen op duikplanning.
Volgens: NELOS infomap 2017
200 m zwemmen
Vertrek vanop de kant met een sprong naar keuze of van tegen de muur (in het water). De kandidaat
zwemt 200 m ononderbroken in een hem gekozen stijl. Geen uitrusting toegelaten; enkel zwemkleding. Geen tijdslimiet.
20 m in apneu
De kandidaat maakt een rechte voorwaartse sprong in het diep, laat zich verticaal zakken tot op de
bodem en legt onder water 20 m in apneu af. Op het einde stijgt hij zoals voorgeschreven.
1 maal masker ledigen
De kandidaat maakt een eendenduik en gaat stabiel op de bodem staan of zitten. Pas dan laat hij zijn
masker eenmaal vollopen en blaast het leeg. Na het stijgteken en het beantwoorden ervan, wordt er onmiddellijk gezamenlijk gestegen.
30 sec. stilstaande apneu
Vertrek van tegen de muur (in het water) in het diep. Alle kandidaten gaan gelijktijdig naar beneden voor
een stilstaande apneu. 30 seconden nadat de (laatste) kandidaat de bodem bereikt heeft, geeft de
instructeur het stijgteken. De kandidaat antwoordt en er wordt gezamenlijk gestegen.
30 m wisselademhaling
Beide kandidaten vertrekken tegelijkertijd met een rechte voorwaartse sprong (in het diepe gedeelte) van op de kant en komen onmiddellijk terug aan de oppervlakte. Ze maken samen een eendenduik, zakken tot de bodem en nemen een stabiele houding aan. Duiker A geeft het teken “ik heb geen lucht meer”. Daarop grijpt duiker B hem bij de arm (hij plaatst zich, zij aan zij, aan de rechterkant van duiker A en neemt diens rechterarm met zijn linkerhand indien zijn (duiker B) ademautomaat rechts hangt, en omgekeerd) en biedt het mondstuk goed zichtbaar aan met zijn vrije hand. Duiker A neemt het mondstuk aan en steekt het zelf in zijn mond, ademt maximaal driemaal en biedt het mondstuk opnieuw aan duiker B aan. Duiker B neemt het mondstuk aan, ademt eveneens maximaal drie keer en geeft vervolgens het startsein: beiden zwemmen horizontaal, zij aan zij, aangezicht naar elkaar gericht over een afstand van 15 m. Zonder oppervlakte te maken wordt nu hetzelfde gedaan met het mondstuk van duiker A. Duiker A neemt de leiding over en beide kandidaten leggen de resterende 15 m af. Op het einde van het parcours steken de beide duikers hun eigen mondstuk in de mond en stijgen op het teken van A gezamenlijk naar de oppervlakte. Ademautomaten met het uitlaatstuk aan de onderkant mogen uiteraard nooit ondersteboven aangeboden of in de mond gestoken worden. Het mondstuk dat niet gebruikt wordt, mag niet over de bodem slepen.
De gehele afstand onder water wordt in het diepe gedeelte van het zwembad afgelegd.
Gecombineerde proef
De kandidaat vertrekt van op de kant met een achterwaartse val en komt onmiddellijk terug aan de oppervlakte. Hij neemt de ontspanner uit de mond en verwisselt die met de snorkel. Daarna zwemt hij zonder onderbreking 50 m aan de oppervlakte. Boven het diep steekt hij de snorkel weg, steekt de ontspanner in de mond, maakt een eendenduik, zakt tot op de bodem en neemt een stabiele houding aan. Hij neemt het masker af en ademt driemaal. Hij zet hij het masker terug op en blaast het leeg. Hij laat het nog tweemaal vollopen en blaast het telkens leeg. Hij mag ademen zoveel hij wil. Op het teken van de instructeur: “ik heb geen lucht meer” biedt hij onmiddellijk zijn mondstuk aan. De instructeur ademt 1 à 3 keer en geeft het mondstuk terug. De kandidaat ademt slechts 1 keer. In het totaal reikt de kandidaat driemaal zijn mondstuk aan. Op het teken van de instructeur stijgt hij naar de oppervlakte en zwemt op ademautomaat nog 25 m aan de oppervlakte tot aan de rand van het zwembad in het diep. Hij geeft dan in volgorde, zonder zich vast te houden of ergens te steunen, eerst zijn loodgordel en daarna de duikfles aan een helper op de kant. De manier waarop de fles uitgedaan wordt, hangt af van het bevestigingssysteem. De fles wordt aangeboden met het handvat of de draagriem naar de helper gericht.
4 maal 10 m tussen 2 flessen
De flessen (kranen) liggen op precies 10 m van elkaar.
De kandidaat vertrekt met een rechte voorwaartse sprong in het diep en zakt tot op de bodem. Hij zwemt naar de fles die op 10 m afstand ligt. Hij gaat vlak voor de fles op de bodem liggen. Houding: plat op de bodem, benen lichtjes gespreid en gestrekt, de ellebogen steunen op de bodem; de kandidaat mag zich vasthouden aan de fles. Hij neemt het mondstuk met één hand, opent de kraan, steekt het mondstuk in de mond en ademt uit door de ademautomaat. Vanaf het ogenblik dat de kandidaat het mondstuk in de mond neemt, mag hij 20 sec. ademen. De kandidaat mag de kraan niet manipuleren met het mondstuk in de mond. De instructeur telt duidelijk zichtbaar voor de kandidaat: 5 sec. = één vinger, 10 sec. = tweede vinger erbij, 15 sec. = derde vinger erbij. Op dat ogenblik mag de kandidaat nog één keer inademen. Hij neemt daarna het mondstuk uit de mond, draait de kraan dicht en controleert of de kraan ook werkelijk dicht is (druk aflaten). Hij draait (links of rechts naar keuze) zonder evenwel de fles te raken en zwemt naar de tegenoverliggende fles. Nadat hij voor de vierde keer 10 m gezwommen en opnieuw op de fles geademd heeft, moet hij op het teken van de instructeur opstijgen.
Proef met trimvest en 2de ontspanner
Deze proef simuleert bijstand aan een vastzittende duiker en wordt per paar uitgevoerd: duiker A, duikleider, duiker B, mededuiker. Beide duikers zijn uitgerust met ABC-uitrusting, toestel met een tweede ademautomaat, manometer en trimvest. Zij vertrekken uit het ondiepe deel onder leiding van A naar het diepe gedeelte. Dit gebeurt normaal uitgetrimd (bodemafstand!), elk op eigen ademautomaat en verbonden met een buddylijn. In het diepe gedeelte gaat duiker B liggen en geeft te kennen dat hij vastzit met zijn trimvest. A geeft het O.K.-teken, vraagt B om rustig te blijven en toont hem dat hij zijn tweede ademautomaat paraat houdt. Beide duikers tonen elkaar hun manometer. Duiker B ledigt zijn trimvestvolledig, ontdoet zich van de buddylijn, daarna van zijn persluchtcombinatie en houdt daarbij zijn eigen mondstuk in de mond. Daarop geeft hij het teken “ik heb geen lucht meer”. Duikleider A reageert onmiddellijk: Hij neemt duiker B, die nu zijn toestel verlaat, vast en biedt ogenblikkelijk
zijn eigen mondstuk aan – het mondstuk waar hij – duikleider – op ademde. Het mondstuk wordt nu enkele malen gewisseld. Zowel A als B ademen telkens bij voorkeur 1 maal. Tijdens deze wisselademhaling maakt duiker A zijn 2de ademautomaat gereed en checkt de werking ervan. Duikleider A biedt zijn 2de ademautomaat aan – zodra deze gereed is – aan zijn buddy B, en neemt zelf het andere mondstuk. De wisselademhaling is gestopt, beide duikers beschikken nu immers over een mondstuk
aangesloten op de duikfles van A. Vervolgens leidt duikleider A zijn buddy B (buddy stevig onder de arm) – in het diep – via eerst een 5-tal meter horizontaal, rustig naar boven tot ca. 1m onder de oppervlakte. Daar controleert A zijn manometer en zwemt op die diepte verder naar het vertrekpunt in het ondiep.
Beide kandidaten zullen met elkaar communiceren en elkaar helpen bij :
Nadien worden de rollen omgedraaid.